Advertentie

Artikel

Alles wat je moet weten over het ’emoties’-experiment van Facebook

Alles wat je moet weten over het ’emoties’-experiment van Facebook
Fabrizio Ferri-Benedetti

Fabrizio Ferri-Benedetti

  • Bijgewerkt:

Een experiment van Facebook heeft onlangs veel stof doen opwaaien. We leggen je uit wat het experiment precies inhoudt en of je je hier zorgen over moet maken.

Op 11 januari 2012 startten drie wetenschappers een onderzoek. Met dit onderzoek probeerden ze te achterhalen of emoties ‘verspreid’ kunnen worden via social media, in dit geval via Facebook. De status-updates die in het onderzoek werden meegenomen, bestonden alleen uit tekst.

Hier komt de crux: bijna 700.000 Facebook-gebruikers namen deel aan het onderzoek, zonder dat zij daar iets van af wisten. Twee jaar later, in maart 2014, publiceerden de wetenschappers het onderzoek in een Amerikaans wetenschappelijk tijdschrift. Deze publicatie zorgde voor een golf van verontwaardiging in niet alleen de academische wereld. Ook de media en Facebook-gebruikers hadden zo hun vraagtekens bij het onderzoek. Wat is er precies gebeurd?

Facebook manipuleerde ‘emotionele’ status-updates

Facebook toont nooit álle updates van onze Facebook-vrienden, maar het sociale netwerk selecteert alleen de ‘relevante’ posts. Daarvoor gebruikt Facebook de EdgeRank-formule, welke informatie rangschikt op basis van het type content of de relatie tot degene die de status-update plaatst.

De wetenschappers, waarvan er één, jawel, bij Facebook zelf werkt, kozen 689.003 Engelstalige Facebook-gebruikers. Vervolgens schotelden ze de gebruikers extra status-updates voor met een emotioneel geladen inhoud. Dit waren zowel negatieve als positieve updates.

De 689.003 deelnemers werden verdeeld in vier groepen van gelijke grootte (bron).

De deelnemers aan het onderzoek kregen veel meer positieve en negatieve status-updates in hun tijdlijn te zien dan andere Facebook-gebruikers. Vervolgens hielden de onderzoekers bij of de deelnemers zelf meer emotioneel geladen updates plaatsten.

Om te bepalen in welke mate de status-updates een emotionele inhoud hadden, gebruikten de onderzoekers de LIWC-methode. Hiermee categoriseerden de onderzoekers woorden in status-updates naar ‘negatief’ of ‘positief’.

Probeer de LIWC-methode eens zelf!

Emoties ‘vangen’ op Facebook

Na afloop van het experiment, analyseerden de onderzoekers meer dan 3 miljoen Facebook-updates, met ruim 122 miljoen woorden. Het onderzoek werd uitgevoerd met de volgende hypothese in het achterhoofd: als het waar is dat emoties worden verspreid over Facebook, dan zullen gebruikers die meer negatieve status-updates in hun tijdlijn zien ook zelf negatievere posts schrijven en vice versa.

Uit de analyse van de resultaten bleek dat de hypothese grotendeels als geslaagd kan worden gezien. Wanneer de hoeveelheid positief nieuws daalt, uiten de Facebook-gebruikers zich in minder positieve woorden. Met deze resultaten in hun achterzak beweerden de onderzoekers dat emotie besmettelijk is, zelfs in sociale netwerken. Daarnaast ontdekten de onderzoekers dat Facebook-gebruikers die minder ‘emotionele’ updates – positief of negatief – in hun tijdlijn zien, zelf in het geheel minder berichten op Facebook plaatsen.

Een voorbeeld van een ‘verdrietige’ of ‘negatieve’ Facebook-post.

Kortom: wanneer onze Facebook-vrienden triest nieuws posten, worden ook wij verdrietig. Bij de publicatie van een blijde boodschap, worden we gelukkiger.

Facebook heeft geen toestemming gevraagd aan de respondenten

Veel Facebook-gebruikers zijn nu verontwaardigd dat Facebook zonder toestemming onderzoek doet en op die manier hun gebruikerservaring manipuleert. Als je een Facebook-account aanmaakt, geef je Facebook echter toestemming om zulke interne operaties uit te voeren. Als antwoord op de ophef schreef één van de onderzoekers Adam D.I. Kramer in een publieke post dat de beweegredenen voor dit onderzoek inderdaad niet goed duidelijk zijn gemaakt.

Met dit punt sta je toe dat Facebook je gegevens gebruikt voor experimenten.

De ophef van Facebook-gebruikers is niet zo gek, aangezien het vragen van toestemming aan een respondent als een belangrijk goed wordt gezien in de wetenschap. Als het, zoals in dit geval, gaat om psychologisch onderzoek, dan kan voorkennis de resultaten echter beïnvloeden.

Hier verspreid ik geluk op Facebook en het werkt!

Hoe voorkom je dat je een web-proefkonijn wordt?

Ook al zijn dit soort psychologische tests vrij normaal in de wetenschap, kwam het nog niet eerder voor dat het onderzoek werd uitgevoerd op een sociaal netwerk. Ook het immense aantal respondenten (700.000) die ongevraagd ‘slachtoffer’ werden van dit onderzoek is nog niet eerder vertoond.

Allemaal leuk en aardig, maar het kan natuurlijk ook jou overkomen. En dat is geen fijn gevoel. Wees er daarom van bewust dat alles wat je online plaatst, gebruikt kan worden door het sociale netwerk of de applicatie om hun diensten te verbeteren. In de meeste gevallen gaat hier om het onschuldige verzamelen van gebruikersdata om statistieken te genereren. Daarnaast worden gegevens gebruikt om de gebruikerservaring te verbeteren. Veel (positieve) veranderingen die je nu terugziet op Facebook, Twitter of in je favoriete Google-apps zijn grotendeels te danken aan het verzamelen van de gebruikersdata.

Je kiest zelf of je een dienst wilt gebruiken die onbeperkte toegang heeft tot jouw data.

Ben je niet overtuigd? Zorg er dan in ieder geval voor dat je het privacy-beleid van de applicatie of het sociale netwerk goed doorleest, voordat je een account aanmaakt. Bij sommige applicaties en websites kun je de privacy-instellingen aanpassen, maar in de meeste gevallen heb je die keuze niet.

Bovendien is het belangrijk dat je op de hoogte blijft van veranderingen in het privacy-beleid van de dienst. Het klinkt misschien saai om voortdurend door de gebruikersvoorwaarden te spitten, maar deze veranderingen kunnen verstrekkende gevolgen hebben voor je privacy. Als je het allemaal niet vertrouwt, dan is de keuze aan jou: blijf je of ga je?

Lees ook:

Fabrizio Ferri-Benedetti

Fabrizio Ferri-Benedetti

Editorial Richtlijnen